Vocabulaire anglais - vocabulaire neerlandais 6G Madame Marchal

le lit	het bed
le bureau	het kantoor
la douche	de douche
l'évier	de wastafel
ta table de nuit	ne nachttaffel
réparer	herstellen
louer( à quelqun son truc)	huren
louer (à quelqun quand on veut le truc)	verhuren
la deuxième session	de tweede zijtijd
convaincre	overtwuigen
je crois	ik geloof
selon moi	volgens mij
en ce qui me concerne	wat mij betreft
il me semble	het lijkt mij
n'est-ce pas ?	nietwaar?
tu as raison	je hebt gelijk
le taux	de graad
l'enseignement	het onderwijs
la solution	de oplossing
la jeunesse	de jeugd
la proposition	het voorstel
l'éducation	de opleiding
atteindre le but	het doel bereiken
tricher	knoeien
sècher	spijbelen
le travail	het werk
le métier	het beroep
l'employeur	de werkgever
l'employé	de werknemer
l'annonce pour un job	de jobadvertentie
la place vacante	de vacature
postuler	soliciteren
ce qui se passe autour du travail	de werkomgeving
le salaire	het loon
la formation	de vorming
l'expérience	de ervaring
le diplôme	het diploma
l'assurance hospitalière	de hospitalisatieverzekering
courant	vlot
correcte	behoorlijk
bilingue	tweetalig
l'atout	de troef
le permis de conduire	het rijbewijs
le chèque repas	de maaltijdcheque
le profile	het profiel
nous cherchons	we zoeken
nous offrons	we bieden
les perspectives du futur	de toekomstperspectieven
l'ambiance	de sfeer
la responsabilité	de verantwoordelijkheid
la fonction à plein temps	de voltijdse functie
le recyclage	de bijscholing
la fonction à temps partiel	de deeltijdse functie
la voiture de société	de bedrijfswagen
le gouvernement	de regering